In de winter gaan we altijd op zoek naar snotolven. Deze mooie vissen met hun volle lippen en grote ogen komen dan vanuit het noorden in onze kustwateren paaien. Het mannetje zorgt voor het broedsel. In de loop van de lente komen de eitjes uit.
In juni zag ik dit kleine snotolfje. Hoe klein hij nog is, kun je aan de mosselen zien waar hij langs zwemt. De mosselen zijn twee keer zo groot, dit visje is dus nog maar een paar centimeter.
Het is een leuke en lastige tour om zo’n visje te volgen met mijn camera. Het nest zat net onder de oppervlakte aan een grote boei en daar in de buurt zwemt hij nog steeds rond. De deining en de stroming maken het nogal uitdagend en elke keer zwemt hij in en uit focus.
Vaak schuilt hij in een blad zeesla, zijn zuigvin aan de onderkant zie ik door het blad heen. Met die zuigvin kan hij zich vastmaken aan een ondergrond waardoor hij in het woelige water zonder veel inspanning op zijn plaats blijft. Hij hapt soms en ik denk dat hij eet, maar ik zie niet wat. Na een minuutje gaat hij weer zwemmen, maar altijd dichtbij de begroeide boeilijn, zijn veilige thuis.
De moeder is meteen na het leggen van de eitjes vertrokken naar kouder water aan de rand van de Noordzee en de Atlantische oceaan. De vader vertrekt na de broedzorg. De jonkies blijven deze zomer hier. Aan het einde van de herfst zijn zij groot genoeg om zelf de reis te maken naar het koude water. Als ze na een jaar of vijf geslachtsrijp zijn, komen ze weer terug naar de kust om zelf voor nageslacht te zorgen.
Wie weet zie ik dit visje dan weer terug. De kans is minuscuul, maar de gedachte maakt me blij.